dinsdag 23 augustus 2011

Inhoudsopgave


Inleiding

De Duitse Invasie

     Roosteren
     Born
     Obbicht
     Berg

De Bezetting

     Het Schepenkerkhof

De Luchtoorlog

     Eys

Verzetshelden

     Jan Willem Berix
     Roger Martens

De Bevrijding

     Roy L. Booher
     Jürgen G. Krohnke
     LVT Buffalo IV

Begraafplaatsen

     Sittard War Cemetery

Overzichtskaart

Lopende Projecten

Toekomstige Projecten

Fotoverantwoording

Dankbetuiging

Inleiding


In de eerste helft van de jaren '40 schudde de wereld op haar grondvesten door de grootste oorlog ooit. Het gevolg: Vele miljoenen slachtoffers en enorme schade. Ook onze streek bleef niet gespaard. Zelfs nu, 70 jaar later, worden we tijdens tochten door het Limburgs land nog altijd herinnerd aan de oorlog, o.a. door overgebleven bunkers en monumenten. Tijd om de verhalen achter die vele monumentjes eens te achterhalen!


De Duitse Invasie


Op 10 mei 10 1940 viel het machtige Duitse leger in alle vroegte Nederland en België binnen. Beide neutrale landen hadden al ruim van tevoren soldaten op strategische posities gestationeerd, maar de Duitsers wisten zeker dat ze maar enkele dagen nodig zouden hebben om ze te overrompelen. Hoewel vooral de Nederlanders zich meestal moesten verdedigen met antiek materieel en te zwakke wapens, boden ze toch fel weerstand.

Het nog jonge Julianakanaal maakte deel uit van de Maaslinie, één van de belangrijkste Nederlandse verdedigingslinies. Langs de gehele lengte van het kanaal waren soldaten gelegerd. Hun opdracht: Koste-wat-kost verhinderen dat de Duitsers de overkant bereiken. Op de westelijke oever bouwde men op regelmatige afstand betonnen kazematten. Alle bruggen werden van springstof voorzien, zodat ze onmiddellijk opgeblazen konden worden.

Roosteren






In Roosteren stond men voor een grote uitdaging. Hier moest men een sluis én twee bruggen verdedigen. Ook bevond zich direct in het verlengde van deze overgang de Maasbrug van Maaseik. Vanwege dit grote strategische belang waren er hier meer soldaten gelegerd dan elders. Ze behoorden tot verschillende regimenten. Een eind achter de linie stond bovendien een stuk artillerie opgesteld. Dit kanon van het type 6-veld was in 1940 nog net geen 50 jaar oud.





kanon 6-veld. Bron: www.grebbeberg.be


Juist ook vanwege dit strategische belang begon de Duitse aanval op de brug en de sluis bij Roosteren vroeger dan op andere plaatsen. De Duitsers was er alles aan gelegen om de Maasbrug ongeschonden in handen te krijgen en zo een snel tot diep in België door te dringen. Op de grens bij Susteren kwam het diep in de nacht al tot schermutselingen tussen Duitse soldaten en Nederlandse grenswachten. Hoewel de meeste posten snel op de hoogte gebracht konden worden, lukte het verklede Duitsers toch om met oude wachtwoorden langs verschillende controleposten te komen.




De bruggen van Roosteren eind jaren '30: De brede verkeersbrug en daarnaast de smallere brug voor de stoomtram. Aan de overzijde is nog vaag een wachtpost zichtbaar. Bron: sluisroosteren.blogspot.com


In de nacht van 9 op 10 mei 1940, rond half 4 's morgens werd aan kapitein Braun, compagniescommandant van de 6de reserve grenscompagnie, de melding gedaan dat er een groep van ca. 15 Nederlandse marechaussees bij de brug was aangekomen, onder leiding van ene kapitein Willems. Kapitein Braun reed per auto naar de brug, vergezeld van sergeant Spieker van de politietroepen. Op het moment dat beiden uit de auto waren gestapt openden de als marechaussees verklede Duitsers het vuur. Zowel Braun als Spieker raakten dodelijk gewond. Het vuur werd onmiddellijk beantwoord door de bewakers van de brug. Hierbij kwamen verschillende Duitsers om het leven en raakten een aantal anderen gewond.

Na een verbeten strijd bleek de overmacht echter te groot voor de Nederlanders. De soldaten die nog in leven waren zagen geen andere mogelijkheid dan zichzelf over te geven. Ze werden gedwongen om te helpen de Duitse gewonden te verzorgen en af te voeren. De meeste Nederlandse gewonden werden aan hun lot overgelaten.

Eén van de soldaten die de aanval overleefde vertelde later zijn verhaal: De aanvallers waren zo goed vermomd, dat hij pas doorhad dat het Duitsers waren toen hij gedwongen werd om de gewonde kapitein Willems te verzorgen, die onder de Nederlandse nep-kleding zijn Duitse uniform droeg. Bovendien zaten er in de groep 'Marechaussees' veel voormalige Nederlanders, die na de machtsovername van Hitler met hem waren gaan sympathiseren. De meesten van hen spraken nog erg goed Nederlands, wat de misleiding voor de bewakers alleen nog maar groter maakte.
Bij de aanval op de brug van Roosteren sneuvelden uiteindelijk 5 Nederlandse soldaten, waaronder kapitein Braun en sergeant Spieker. De soldaten Luttgens, Munnich en van Rozendaal werden gedood tijdens het felle vuurgevecht dat losbarstte. Kapitein Braun overleed op 11 mei in het ziekenhuis van Sittard. Sergeant Spieker werd afgevoerd naar een Duits veldhospitaal. Hij stierf eveneens de dag na de invasie.

Acht mannen werden gedood bij de zuidelijker gelegen brug van Illikhoven. Deze brug werd door de Nederlanders met succes opgeblazen. Toen de Duitsers vervolgens met artillerie de westelijke oever beschoten, kregen twee kazematten een voltreffer te verduren. In de kazemat met het nummer 64 bevonden zich sergeant Vonken, korporaal Vanhouttem en de soldaten Vaessen en Teeven, in kazemat 66 zaten korporaal de Lang en de soldaten Aretz, Bellen en Tilmans. Al deze mannen werden tijdens de artilleriebarrage gedood. Sergeant Bekx en soldaat van Kaam raakten zwaargewonden maar konden hun verhaal navertellen.

Soldaat Lamers trof eenzelfde lot, maar dan in kazemat 72, halverwege tussen de bruggen van Roosteren en Echt. Hier deden Duitsers een geslaagde poging om het kanaal met rubberbootjes over te steken. Toen de Nederlanders zich overgaven merkten ze dat er iemand ontbrak. Lamers werd dood aangetroffen in de kazemat.

Soldaat Lebartus Stanneveld was kanonnier bij het kanon 6-veld. Toen bleek dat de Duitsers het kanaal overgestoken waren sommeerde hij zijn kameraden om zich terug te trekken richting Maas. Zelf bleef hij achter om rugdekking te geven. Volgens ooggetuigen vocht hij als een wilde om de Duitsers tegen te houden. Hij werd gedood toen hij een slagaderlijke bloeding in zijn hals opliep, waarschijnlijk veroorzaakt door een kogel of een granaatscherf.





vlnr, boven: Soldaat Lamers, sergeant Spieker, kapitein Braun, soldaat van Roozendaal en soldaat Stanneveld. Onder: Soldaat Munnich en soldaat Luttgens. Bron: sluisroosteren.blogspot.com


Vlnr, boven: Soldaat Vaessen, korporaal de Lang, sergeant Vonken, korporaal Vanhouttem en soldaat Tilmans. Onder: Soldaat Aretz, soldaat Bellen en soldaat Teeven. Bron: sluisroosteren.blogspot.com



Doordat er bij het begraven van de soldaten een administratieve fout werd gemaakt, staat op de graven van alle soldaten dat ze behoorden tot de 6e reserve grenscompagnie en dat ze allemaal sneuvelden bij Roosteren.




Kapitein Braun en de soldaten Bellen en Van Roozendaal kregen enige tijd na de oorlog hun definitieve rustplaats op het Militair Ereveld Grebbeberg.


Sergeant Spieker en soldaat Stanneveld liggen begraven op het Ereveld Loenen. Karakteristiek voor deze begraafplaats zijn de liggende steentjes voor iedere soldaat.


Korporaal De Lang kreeg een soldatengraf in zijn woonplaats Alkmaar. Soldaat Lamers werd begraven in Nieuwenhagerheide, waar hij eveneens een soldatensteen kreeg. Soldaat Munnich kreeg zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Nieuwstadt.


Soldaat Teeven werd begraven in Buchten. Zijn grafsteen is een origineel exemplaar uit de oorlogsjaren. De bezetter verbood het afbeelden van de Nederlandse leeuw of de tekst 'Koninkrijk der Nederlanden'. De meeste van deze grafstenen werden na de oorlog vervangen door een exemplaar met leeuw.


Sergeant Vonken werd begraven in een gemeenschappelijk graf met een plaatsgenoot. Ook dit grafmonument was onderworpen aan de nazi-censuur.


Korporaal Vanhouttem werd in 1940 begraven in Vaals. Het graf deelt hij sinds die tijd met soldaat Scheffers, die sneuvelde bij het veer in Meeswijk. Daarnaast werden er later nog meerdere verzetsstrijders bijgezet.



De soldaten Aretz en Tilmans sneuvelden in dezelfde bunker. Ze werden naast elkaar begraven in Brunssum. De grafsteen van Soldaat Tilmans stamt nog uit bezettingstijd, die van soldaat Aretz werd vervangen in 1970, na het overlijden van zijn weduwe.


Soldaat Luttgens werd begraven in Nieuwenhagen. Ook zijn grafsteen was aangepast aan de strenge regels in bezettingstijd. Een hele tijd later werd er een nogal opzichtige Nederlandse vlag aan toegevoegd.

De plaquette werd op 10 mei 1949 onthuld. In die tijd hing de plaquette aan de westelijke zijde van de brug. Na de sloop van de sluizen en de vervanging van de brug werd ze in 1967 aangebracht in een stuk kapotgeschoten kazemat. Dit stuk beton is overigens niet afkomstig van een kazemat uit de buurt.

In de jaren 2000 werd de brug verhoogd. Het monument moest opnieuw wijken en kwam enkele meters verderop te staan. Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om het volledig te restaureren.

Tijdens het maken van de plaquette werd de foutieve informatie van de Oorlogsgravenstichting overgenomen. Dit is achteraf nooit veranderd.




Het monument voor de laatste verbouwing. Bron: sluisroosteren.blogspot.com

Born






Anders dan in Roosteren maakt de kanaalovergang bij Born direct deel uit van de sluis. Deze sluis kon niet opgeblazen worden, omdat dan een deel van het kanaal zou leegstromen. De dienstplichtige soldaten die hier lagen, behorend tot I-II-37 R.I., moesten de Duitsers zo lang mogelijk tegenhouden met geweer- en mortiervuur. Uiteindelijk zouden ze dan ondersteuning krijgen van troepen elders uit de linie.

In de vroege morgen van 10 mei 1940, nog voordat het licht was, begonnen de Duitsers met hun offensief op de Nederlandse stellingen. De Nederlanders, onder leiding van luitenant Bekkering, vochten verbeten terug. Ze wisten een aantal uren stand te houden en verhinderden de Duitsers op te rukken naar de Maas.

Uiteindelijk, nadat bijna alle munitie verschoten was en de situatie hopeloos werd, besloot Bekkering zijn manschappen terug te laten trekken richting Maas.

Acht vrijwilligers bleven achter om rugdekking te geven. Onder hen waren Piet Walraeven uit Maastricht en Harie Custers uit het nabijgelegen Einighausen. De achtergebleven mannen probeerden een barricade op te werpen, zodat hun terugtrekkende kameraden meer tijd hadden.

Tijdens het bouwen van deze barricade werd Walraeven door een Duitse kogel in zijn hoofd geraakt. Hij was op slag dood. Custers raakte zwaargewond door een voltreffer van een mortiergranaat op de kazemat waar hij inzat. Nadat de strijd gestaakt was werd hij naar het ziekenhuis van Sittard gebracht, waar hij twee dagen later aan zijn verwondingen bezweek.

Piet Walraeven werd geboren op 30 januari 1909 in Amsterdam. Toen de oorlog uitbrak woonde hij met zijn vrouw en zijn achtjarige zoon in Maastricht. In vredestijd werkte hij als ontwerper voor de Mosa-porseleinfabriek. Op 9 mei had hij nog toestemming gehad om zijn gezin te bezoeken. Het laatste dat hij tegen zijn vrouw en zoontje zei voor hij 's avonds weer op de fiets stapte was: 'Maak jullie geen zorgen, alles is rustig, er komen geen aanvallen'. Minder dan een dag later was Piet Walraeven dood, 31 jaar oud. Hij werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Maastricht. Na de oorlog werd zijn graf voorzien van een Nederlandse soldatengrafsteen.




Links Piet Walraeven en zijn gezin, rechts zijn graf in Maastricht


Gerardus Henricus Custers, door bekenden Harie genoemd, werd geboren op 22 maart 1919 in Einighausen. Toen de oorlog uitbrak woonde hij nog bij zijn familie. Nadat Custers op 10 mei 1940 zwaargewond naar het Sittardse ziekenhuis was afgevoerd, leek hij een dag later aan de beterende hand te zijn. Hij was aanspreekbaar en kreeg onder andere bezoek van zijn ouders. Op de 12de ging Harie's situatie plotseling snel achteruit. Er werd een priester opgeroepen die hem de laatste sacramenten gaf. Een paar uur later overleed Harie Custers. Hij werd slechts 21. Na de oorlog werd zijn lichaam herbegraven op het Nederlandse ereveld bij de Grebbeberg.




Links Harie Custers in uniform, rechts zijn grafsteen op de Grebbeberg. Dat de Oorlogsravenstichting soms door de bomen het bos niet meer zag met de duizenden doden, blijkt ook uit de gegevens op het graf van Custers. Zowel zijn geboortejaar als zijn sterfdag staan fout vermeld!





De bidprentjes van de twee soldaten. Bron: www.bidprentjesbank.nl


In 1948 ontvingen beide soldaten postuum een Bronzen Kruis wegens getoonde heldenmoed. In 2005 werd bij de sluis in Born een monument voor hen onthuld.

Obbicht






Net als bij Born waren de soldaten die de sectie bij Obbicht bewaakten Limburgse Jagers, ingedeeld bij I-II-37 R.I.

In de vroege ochtend van 10 mei 1940 zag de Nederlandse luitenant Henk Nijland vanaf de oostelijke kant van de brug soldaten in Nederlands uniform aankomen. Hij liep de brug op, op een ruime afstand gevolgd door korporaal Mindert Epema. Het bleek echter niet te gaan om Nederlanders, maar om Duitsers. Ze droegen zelfgemaakte uniformen en helmen van papier-maché. Voordat luitenant Nijland doorhad dat het hier om een valstrik ging werd hij door de Duitsers doodgeschoten. Korporaal Epema probeerde nog naar zijn wapen te grijpen, maar ook hij werd dodelijk geraakt. Epema, opgeleid als geniesoldaat, was verantwoordelijk voor het opblazen van de brug, die dus nu intact in Duitse handen viel.




Luitenant Henk Nijland (links) en sergeant Mindert Epema. Bron: www.4en5mei.nl


De graven van Nijland en Epema.


De Nederlanders ten westen van de brug vochten verbeten om de brug te heroveren en de Duitsers de doorgang naar de Maas te beletten. Hierbij sneuvelden verschillende Duitse soldaten, volgens ooggetuigen minstens 25. Uiteindelijk werd de overmacht te groot. De Nederlandse soldaten moesten zich overgeven toen ze omsingeld werden door Duitsers die al elders het kanaal waren overgestoken.

Een andere soldaat die op die bewuste 10de mei bij de brug aanwezig was, was Huub Baggen uit Geleen. Normaal werden dienstplichtigen in het Nederlandse leger, indien mogelijk, ver van huis gestationeerd, zodat ze geen ongeoorloofde bezoeken aan huis konden brengen. Baggen was echter een getalenteerd voetballer. Zijn coach, de Geleense huisarts dokter van Nieveen, had de staf van het leger weten te overtuigen dat Baggen in de buurt gestationeerd moest worden, zodat hij nu en dan kon voetballen voor zijn club.

Huub was op het moment van de Duitse aanval ongewapend. Hij bedacht zich geen moment en sprong van de brug. In plaats van in het water kwam hij met een smak op het jaagpad terecht, waarbij hij zijn rug bezeerde. Bovendien werd hij tot twee keer toe geraakt door een schampschot uit een machinegeweer.

De lichtgewonde Nederlander liep richting Berg, waar hij een Duitse patrouille tegenkwam. Hij werd in het zijspan van een Wehrmacht-motor meegenomen naar een Duits veldhospitaal. Onderweg moesten ze wachten voor een controlepost, waar Baggen werd herkend door zijn eigen huisarts, dokter van Nieveen. Deze wist de Duitsers ervan te overtuigen dat Baggen ernstiger gewond was dan hij eruit zag en dringend behandeling nodig had in het ziekenhuis van Sittard. Van Nieveen nam Baggen echter niet mee naar het ziekenhuis, maar terug naar huis in Geleen en behoedde hem zo voor het krijgsgevangenschap.

Het monument voor de Fries Epema en de Achterhoeker Nijland werd in 1992 onthuld. Huub Baggen woonde nog ieder jaar op 4 mei de herdenking voor zijn kameraden, bij de brug in Obbicht, bij. In januari 2011 overleed hij op 96-jarige leeftijd.

Berg





Ook bij Berg aan de Maas was de bewaking van de linie langs het Julianakanaal in handen van de Limburgse Jagers van I-II-37 R.I..
In het schemerduister van de vroege morgen op 10 mei 1940 zag de Nederlandse wachtpost een groep mensen op fietsen aankomen. Ze droegen uniformen van het regiment 'wielrijders'. Toen de wachtpost vroeg om het wachtwoord, kreeg hij niet het wachtwoord van de 10de maar van de 9de. Voordat de Nederlandse soldaat actie kon ondernemen werd hij gedood door een Duitse scherpschutter. Onmiddellijk braken er felle gevechten uit tussen de verklede Duitsers en de Nederlanders die de brug moesten verdedigen. Het lukte de Duitsers om de brug ongeschonden in handen te krijgen.

Toen het besef doordrong dat de situatie uitzichtloos was, gaf het merendeel van de Nederlandse soldaten zich over.

Een vijftal mannen voelde er helemaal niks voor om zich zomaar gewonnen te geven. Ze trokken zich al vechtend terug door het dorp Berg. Toen ze ingesloten raakten tussen de Maas en de vijand, konden ze niks anders dan oversteken naar België.

Wat er precies gebeurd is, blijft tot op heden een mysterie. Eén versie verhaal vertelt dat de Nederlanders alsnog door Duitsers gedood werden terwijl ze door de Maas naar België waadden. Een andere mogelijkheid is dat de Belgen, die wel op de hoogte waren van Duitsers in nagemaakte uniformen, het vuur op hen geopend hebben vanuit een nabijgelegen kazemat. Alle vijf de Nederlandse soldaten sneuvelden.

Pas op 16 mei, toen het oorlogsgeweld in onze streek weer enigszins was geluwd, werden de dode Nederlandse soldaten gevonden, op de plaats waar ze gevallen waren. De soldaten werden begraven op het kerkhof van Berg. Hun families werden pas op 24 mei op de hoogte gebracht van hun lot. De meeste stoffelijke resten werden na de oorlog herbegraven in hun woonplaats. Van de oorspronkelijke vijf mannen is alleen soldaat Bogers hier nog begraven. Wel werden er later soldaten bijgezet die uit Berg afkomstig waren, waaronder soldaat Vaessen, die sneuvelde bij Illikhoven. Na de oorlog werd er een speciaal monument op het graf geplaatst.




Het soldatengraf in Berg



De soldaten Rademakers en Rouschop werden na de oorlog herbegraven. Rouschop bij de Grebbeberg, Rademakers in Nieuwstadt, naast plaatsgenoot Munnich, die bij Roosteren gevallen was.


Eén van de gedode mannen, Jan Dohmen uit Merkelbeek, was precies twee weken eerder, op 26 april, getrouwd. Voor zijn bruiloft had hij 4 dagen verlof gekregen. Na de oorlog werd hij herbegraven in Neerbeek, de woonplaats van zijn moeder en zijn jonge weduwe.




Jan Dohmen in uniform, zijn graf in Neerbeek





De slachtoffers van I-II-37 R.I. die vielen bij Born, Obbicht en Berg. Vlnr, boven: soldaat Rademakers, korporaal-genist Epema, soldaat Walraeven en soldaat Bogers. Centraal: Luitenant Nijland. Vlnr, onder: soldaat Rouschop, soldaat Dohmen, soldaat Custers en soldaat Scheffers. Bron: www.sjilvends.nl

naar begin

De bezettingsjaren

Het Schepenkerkhof








Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er enorme schade aangericht aan de infrastructuur. Er werd dan ook alles aan gedaan om belangrijke goederen van A naar B te krijgen. Dat betekende dat een deel van het scheepvaartverkeer ook tijdens de oorlog nog doorging.

Maasbracht was één van de belangrijkste havens aan het Julianakanaal. Hier was er een directe verbinding met diverse andere belangrijke waterwegen. Het dorp bruiste dan ook door alle binnenvaartschippers en hun gezinnen die hier aanlegden.

In juni 1942 had het kolenschip 'Rheinlust' één van de sluisdeuren aan de noordkant van het sluizencomplex uit haar scharnieren geramd. Hierdoor was alle water tussen de sluis van Maasbracht en de (voormalige) sluis van Roosteren in één keer weggelopen en was de sluis zwaarbeschadigd geraakt. Hoewel het niet om een bewuste sabotage-actie ging, zou de sluis gedurende de rest van de oorlog niet meer op haar volle capaciteit functioneren.




Samen met kolenschip 'Rheinlust' werd ook de sleepboot 'Amiko' door het water de sluis uitgesleurd. Op de foto het vrachtschip 'Slamat', dat halverwege het talud van de sluis bleef hangen en doormidden brak.


Meer dan twee jaar later, in september 1944 waren er opnieuw technische problemen met de beschadigde sluis. Daardoor lagen er in de haven van Maasbracht niet minder dan 240 schepen te wachten.

Eind september voelden de Duitsers de hete adem van de geallieerden in hun nek. Het grootste deel van Zuid-Limburg was al vrij en de Amerikanen rukten gestaag op richting het noorden.

Op 29 september gaf het Duitse opperbevel de opdracht om alle schepen in de haven te laten ontruimen. Twee cementschepen werden voor de uitgang van de haven tot zinken gebracht, zodat er niemand meer uitkwam. Meer dan duizend mensen die op de schepen hadden gewoond, schippers en hun vaak grote gezinnen, stonden plots op straat. Gelukkig werden de meesten van hen liefdevol opgevangen door gezinnen uit Maasbracht.

Een dag later werden de schepen één voor één van springstof voorzien en tot zinken gebracht. Volgens het Duitse opperbevel om 'de vijand te beletten gebruik te maken van dit materieel. Veel schippers zagen hun huis, hun spaargeld en hun hele leven langzaam naar de bodem zinken.







Door fel verzet duurde het nog twee maanden voordat de geallieerden Maasbracht daadwerkelijk konden naderen. De Duitsers bevolen toen dat het hele dorp geëvacueerd moest worden. Veel mensen verzetten zich fel tegen deze evacuatie, ze voelden er helemaal niks voor om verder naar het noorden gedreven te worden en wilden niets liever dan de Amerikanen verwelkomen. Sommige mensen werden dan ook met het nodige geweld uit hun huizen gehaald.

De families van evacués die zich verzetten werden naar Friesland gebracht, waar ze nog bijna een jaar moesten wachten op de bevrijding. Veel van deze mensen overleefden de hongerwinter niet.

Het deel van de Maasbrachtse bevolking dat wel wilde meewerken vond onderdak in Montfort, niet zo heel ver van Maasbracht. Toen dit dorp net bevrijd was, werd het door Duitse artillerie onder vuur genomen. Ook hierbij kwamen veel mensen uit Maasbracht om het leven.

Nadat Maasbracht bevrijd was begonnen de geallieerden met het lichten van de vaartuigen. Dit duurde uiteindelijk nog tot juli 1945.

Het monument werd in 2004 onthuld. In het naburige scheepvaartmuseum is er bovendien een permanente tentoonstelling over het scheepskerkhof van Maasbracht.

naar begin

De Luchtoorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kende de luchtvaart zijn grootste innovatieperiode, al was dat helaas te danken aan de duizenden luchtgevechten en aan de vele bombardementen die over en weer plaatsvonden.

Nadat de Verenigde Staten in de oorlog betrokken raakten konden de bommenwerpers niet snel genoeg gebouwd worden. Geallieerde bommenwerpers waren nu dag en nacht onderweg met hun dodelijke lading. Ieder deed waar hij het beste in was: De Amerikanen bombardeerden overdag, de Engelsen 's nachts. Fabrieken, kazernes, bruggen, infrastructuur, alles was een mogelijk doelwit.

In de late avonduren stegen er vanaf verschillende vliegvelden in Zuid-Engeland een groot aantal bommenwerpers op. Tot boven de Noordzee werden ze begeleid door Engelse jachtvliegtuigen. Als de maximale actieradius van de jagers bereikt was, stonden de bommenwerpers er alleen voor. Onderweg naar hun doelwit kregen ze vaak te maken met luchtafweergeschut, slecht weer, technische problemen en vijandelijke jagers.

Eys





Precies zo ging het ook op de avond van 27 april 1944. Van verschillende bases vertrokken 12 formaties van ieder 12 toestellen. Hun doelwit voor die nacht: het belangrijke rangeerterrein van het Belgische Montzen, net ten zuidwesten van Aken.

De bombardementen verliepen redelijk succesvol. De meeste toestellen haalden hun doelwit en wierpen hun lading af, waarna rechtsomkeert werd gemaakt. Niet lang daarna werd de formatie onderschept door Duitse jachtvliegtuigen. Die nacht gingen er in totaal 15 van de 144 bommenwerpers verloren.




Handley Page Halifax


Eén van de aangeschoten toestellen was een Handley Page Halifax van de Royal Canadian Air Force. Het toestel was ingedeeld bij 434 Squadron en droeg het nummer LL243. De bijnaam voor dit vliegtuig was ‘the Bluenose Outlaw’.




Tekening op de neus van The Bluenose Outlaw. Bron: www.rcaf434squadron.com


De bommenwerper werd neergehaald door een tweemotorige Ju-88 jager van 1. Gruppe, Nachtjagdgeschwader 1 (1.NJG/1). Bronnen spreken elkaar tegen over wie de Halifax de genadeklap toebracht, het was óf Oberleutnant Georg Fengler óf Hans Schaufer. De getroffen Bluenose kwam terecht bij Cartils, tussen Eys en Wittem.




Vlnr: Snow, Arscott, Arscott's vader, Cownden en Maffre. Meek, Fuller en Stacey ontbreken op de foto. Bron: www.rcaf434squadron.com


Vier van de zeven Canadese bemanningsleden kwamen om tijdens de crash of waren al gedood tijdens de aanval: G.F. Maffre, de piloot/gezagvoerder, G.W. Snow, de radio-operator, Sergeant R.A. Meek, de rompschutter en Pilot Officer V.J. Cownden, de staartschutter.

Drie andere mannen hadden zichzelf in veiligheid kunnen brengen met hun parachute. Ze kwamen allemaal op verschillende plaatsen terecht.

De flight engineer, sergeant A.W. Fuller, had de pech dat hij tijdens zijn parachutesprong gezien werd door een Duitse patrouille. Hij werd opgepakt en als krijgsgevangene afgevoerd. Fuller kwam terecht in Stalag Luft VI, ten noorden van Königsberg (tegenwoordig het Russische Kaliningrad) in voormalig Oost-Pruisen. Over zijn lot is verder niks bekend.

De twee andere overlevenden hadden meer geluk.
De navigator, Flying Officer A.G. Stacey, wist aan de Duitsers te ontsnappen. De 21-jarige soldaat sloop verschillende nachten achter elkaar door de velden, terwijl hij zich overdag schuilhield. Hij wist in contact te komen met het verzet, zij brachten hem naar het zuiden. In De Planck, in België werd voor hem een goed onderduikadres gevonden, waar hij bleef tot de bevrijders kwamen.

Flying Officer J.E.J. Arscott, de bommenrichter, was door de Duitse aanval gewond geraakt. Hij maakte bovendien een harde landing waarbij hij in botsing kwam met een koe. John Arscott dook onder in Gulpen, waar ook hij de bevrijding afwachtte.




John Arscott. Bron: www.rcaf434squadron.com


De vier omgekomen Canadese soldaten werden later begraven in Maastricht, op de gemeentelijke begraafplaats aan de Tongerseweg, temidden van een aantal andere Britse, Canadese en Australische soldaten, vooral van de luchtmacht. Op hetzelfde ereveld liggen ook vijf Britse bemanningsleden die 14 maanden eerder, in februari 1943 eveneens met hun Halifax neerstortten in de buurt van Wittem.






Het monument werd onthuld op 27 april 1994, precies 50 jaar na de fatale crash. Op een steen staan de namen van de gevallenen. Ook staan er delen van een vliegtuig. Of het gaat om delen van de bewuste Halifax is mij niet bekend.

Gordon Stacey bezocht in 2009 op 86-jarige leeftijd het monument voor zijn gevallen kameraden.

naar begin

Verzetshelden

Daar waar een land bezet wordt door een vreemde mogendheid, daar zijn er mensen die zich verzetten, en zeker als die bezetter het volk wreed en hardhandig onder de duim houdt. Zo ook in de tweede wereldoorlog.


Jan Willem Berix






Jan Willem 'Giel' Berix werd op 12 april 1907 in Meers geboren. Na zijn opleiding en zijn priesterwijding ging hij in 1933 in Heerlen als kapelaan aan de slag, waarbij hij onder andere verantwoordelijk was voor de armenzorg en het jeugdwerk.





Toen Nederland in 1940 werd getroffen door de oorlog, was kapelaan Berix dan ook erg begaan met het lot van de vele duizenden die gedeporteerd werden naar werk- of concentratiekampen. Hij deed alles wat in zijn macht lag om mensen voor dit lot te behoeden. Hij bezorgde mensen onderduikadressen of 'belangrijk' werk in Limburg. Zodoende werd hij uiteindelijk één van de belangrijkste verzetsmensen in Limburg.

In juni 1944 werd Giel Berix verraden. Tijdens een vergadering van verzetsleden werd hij door de Duitsers opgepakt. Hij werd naar Kamp Vught gedeporteerd, waar hij vreselijk gemarteld werd. Van hieruit werd hij naar Duitsland gebracht, waar hij in een fabriek voor bommenwerpers moest werken. Hier liep Berix dysenterie op. Omdat hij te zwak was om te werken werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Bergen-Belsen , waar hij op 12 maart 1945 door alle ontberingen overleed.

In 1956 werd er tussen Meers en Stein een borstbeeld van Berix onthuld. Ook is er een plaat aangebracht met de namen van 13 andere oorlogsslachtoffers uit Stein. De weg van Meers naar Stein werd naar hem vernoemd.

Roger Martens





Roger Martens werd op 25 juni 1922 in Membruggen geboren. Hij was een slimme jongen, die bovendien actief was in verschillende verenigingen. Na zijn middelbare school kreeg hij dan ook de kans om te gaan studeren, eerst in Leuven, vervolgens in Luik. Helaas gooide de oorlog roet in het eten. Bij de mobilisatie was Martens nog te jong om opgeroepen te worden voor het Belgische leger.




Roger Martens in zijn studententijd


Na de Belgische capitulatie wilde hij niet lijdzaam toezien hoe de Duitsers hun wil voor de tweede maal in 25 jaar aan het Belgische volk oplegden. Veel oudere mensen konden zich nog goed de verschrikkelijke bezetting tijdens WOI herinneren. Ook jongeren kenden veelal de verhalen over Duitse terreurdaden.

Kort na het uitbreken van de oorlog besloot Roger Martens daarom om 'weerstander' te worden. Hij sloot zich aan bij het Geheim Leger, waar hij dankzij zijn intelligentie en zijn hoge opleiding snel in rang op wist te klimmen. Uiteindelijk werd hij bevelhebber van de weerstandsbrigade van Tongeren.

Eind 1943 werd Martens opgepakt en opgesloten in Hasselt. Ook verbleef hij een tijd in de gevangenis van Sint-Gillis. Net als veel andere Belgen kwam hij hierna terecht in het kamp Esterwegen, tot hij op 6 januari 1944 werd overgebracht naar de beruchte gevangenis van Gross-Strelitz.

In Gross-Strelitz, in Zuid-Polen, zaten hoofdzakelijk Belgische politieke gevangenen, maar er waren ook Nederlanders en Fransen opgesloten. Vrijwel alle dissidenten die hier zaten waren in afwachting van hun 'proces'. Met uitzondering van mensen die geselecteerd werden voor nabijgelegen werkkampen of munitiefabrieken, zaten gevangenen hier dag en nacht in eenzame opsluiting. Roger Martens heeft waarschijnlijk een tijd doorgebracht in Laband, één van de beruchte werkkampen.

Op 24 juli 1944 werd Roger Martens veroordeeld door het Volksgericht van Breslau. Het was een schijnproces met maar twee mogelijke uitkomsten: Een doodvonnis of een levenslange straf in een werkkamp. Wat de straf voor Martens precies werd is onbekend, omdat zijn dossier net als vele anderen verloren ging aan het eind van de oorlog.

Na verblijven in diverse kampen kwam Roger uiteindelijk terecht in Buchenwald, het immense werkkamp in de Duitse deelstaat Thüringen. Hier verbleef hij tot april 1945.

Toen het Amerikaanse leger naderde werd het kamp in allerijl geevacueerd. Roger Martens was één van de vele duizenden die mee moesten in de beruchte 'dodenmarsen'. Vanuit Buchenwald liepen de verzwakte kampbewoners vele tientallen kilometers in oostelijke richting. Martens was één van de ruim 1800 mensen die half april in een trein werden geladen die op weg ging naar Tsjechië. Op 21 april maakte de trein een tussenstop in Mariaschein (tegenwoordig Bohosudov), enkele kilometers ten zuiden van de Duitse grens. In de twee dagen dat de trein hier stilstond werden de doden uit de trein gehaald. Onder de 313 slachtoffers die tijdens de treinreis waren omgekomen was ook Roger Martens. Hij werd aanvankelijk samen met de anderen 'begraven' in een verlaten steenkolenmijn. Na het eind van de oorlog werden de doden hier weer uitgehaald en begraven in een massagraf. De trein met de overlevenden reed verder naar Zihla, waar hij op 27 april bevrijd werd door het Rode Leger.




De poort van het beruchte werkkamp Buchenwald. In plaats van de gebruikelijke leus 'Arbeit Macht Frei' droeg de poort van dit kamp het opschrift 'Jedem das Seine', 'ieder krijgt wat hij verdient!'


Het duurde een hele tijd voordat het slechte nieuws het thuisfront bereikte. Op 2 juli 1945 werd er in Membruggen symbolisch een begrafenisplechtigheid voor Roger Martens gehouden. Het hele dorp liep uit, een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders en vooraanstaande leden van het Geheim Leger volgden de rouwstoet. Ook waren er enkele mensen aanwezig die de kampen wel overleefd hadden, gekleed in hun kampkleding. De stoet werd in het Belang van Limburg als 'zeer indrukwekkend' beschreven.





Een aantal Belgische leden van de Gestapo werden later berecht door het gerechtshof in Hasselt. De moeder en de tante van Roger getuigden tegen de beschuldigden.

In Membruggen werd er al zeer snel een monument opgericht, op een prominente plaats, meteen bij de ingang van de kerk. Ook in de hal van de kerk kwam er een gedenksteen. Bovendien werd er een straat naar Martens vernoemd.





Omdat hij zijn leven had gegeven voor het vaderland kreeg Martens postuum een groot aantal eremedailles toegekend. In 1954 mocht zijn moeder namens hem de Leopoldsorde in ontvangst nemen.




Roger Martens samen met zijn moeder in betere tijden. Met de dood van Roger verloor Mevrouw Martens-Boelen haar enige zoon. Ze zou de rest van haar leven om hem treuren.

naar begin

De bevrijding

Na bijna 4 jaar en 4 maanden onder het juk van de Nazi's was voor Limburg het langverwachte moment van bevrijding gekomen. In september 1944 stonden de geallieerde troepen aan de zuidgrenzen van Limburg.

Noorbeek





Het bevrijden van het heuvelland was de opdracht van de 30ste Amerikaanse infanteriedivisie, ook wel 'Old Hickory' genoemd, naar de bijnaam van Andrew Jackson, één van de strijdlustigste presidenten die de VS ooit hadden gehad.




Het insigne van ‘Old Hickory’


Dit monument werd in september 2009 onthuld ter nagedachtenis aan Roy L. Booher, één van de eerste Amerikaanse soldaten die sneuvelden op Nederlandse bodem.

Het leven van Roy Booher begon op 21 september 1920 in een klein dorpje in Kentucky. Op dezelfde dag werd ook zijn tweelingbroer Ray geboren. Het gezin was groot. Vader verdiende maar nauwelijks genoeg om zijn 14 kinderen te voeden. Ray en Roy brachten hun hele jeugd samen door, en in 1940 vertrokken ze dan ook samen naar Californië om werk te zoeken.

Toen de VS in de oorlog meegesleurd werden, werd er een gedeeltelijke dienstplicht ingevoerd. Toen één van de broers (zelf hebben ze nooit willen weten wie van de twee) werd ingeloot, besloten ze zich dan ook allebei aan te melden. Bij hoge uitzondering werd de tweeling in hetzelfde regiment geplaatst, het bovengenoemde 30ste infanterieregiment 'Old Hickory', wel moesten ze allebei naar een ander bataljon, Roy naar het 119de, Ray naar het 120ste.




Roy (links) en Ray in uniform. Bron: www.oldhickory30th.com


Het 30ste regiment werd onder andere ingezet in Normandië. Hier zouden de broers elkaar voor het laatst zien. Tijdens een kort moment van rust kwamen ze elkaar tegen.

Op 12 september 1944 sneuvelde Roy Booher, net nadat zijn regiment de Belgisch-Nederlandse grens was overgestoken en oprukte in de richting van Margraten. Vermoedelijk werd hij geraakt door een sluipschutter die zich verborg in één van de vele hagen in dit gebied.

Een dag later kreeg broer Ray het vreselijke nieuws te horen. Hij raakte enkele dagen later zwaargewond tijdens de belegering van Aken. Na een lang herstel in een ziekenhuis in Parijs keerde hij terug naar zijn regiment. Tijdens het Ardennen-offensief kwam hij opnieuw in actie. Bij de Belgische plaats Thirimont raakte hij opnieuw zwaargewond, waarna hij naar Amerika werd gerepatrieerd. Deze verwonding, in combinatie met de dood van zijn geliefde tweelingbroer kwam Ray nooit echt te boven. Hij overleed in 1980 in zijn huis in Californië. Hij liet een vrouw en drie kinderen na.
Het lichaam van Roy kon pas ruim een dag na zijn dood veilig weggehaald worden. Hij werd later begraven op de militaire begraafplaats van Henri-Chapelle, net over de grens in België.




Het graf van Roy Booher


Bocholtz





Nadat de geallieerde troepen in september 1944 de grens waren overgestoken, kwam voor veel mensen in Zuid-Limburg de bevrijding steeds dichterbij. Eén voor één werden de dorpjes en gehuchten bevrijd door het Amerikaanse leger. Sommige van die dorpen werden zonder slag of stoot ontdaan van de bezetter, terwijl er voor anderen een felle, dagenlange strijd nodig was. Het beeld dat meestal volgde als de strijd beslist was: Duitsers die zo snel mogelijk in oostelijke richting trokken, op de voet gevolgd door Amerikanen en feestende Nederlanders.

In de late namiddag van 16 september 1944 gonsde er een gerucht door Bocholtz: “De Amerikanen komen!” Hoewel de bevrijding van dit dorp pas later gepland stond, waren er toch al Nederlanders die van de gelegenheid gebruik maakten. Er werd feest gevierd en hier en daar was er iemand die het lef had om een Nederlandse vlag uit te hangen. Een tweetal Duitsers dat zich op de fiets door het dorp begaf schrok hier zo van dat ze onmiddellijk op de vlucht sloegen naar Duitsland.
Tussen 17 en 19 september was het dan zover. Hoewel er in Bocholtz zelf maar weinig weerstand geboden werd, moesten de oprukkende Amerikanen toch uiterst voorzichtig te werk gaan. Tijdens hun opmars doodden ze 14 vijandelijke soldaten. De burgers van Bocholtz waren hier allesbehalve blij mee. De gesneuvelden waren allemaal Oostenrijkse mannen van 55 tot 60 jaar oud, die gedwongen waren om te vechten in de 'Volkssturm'. Ze hadden al een behoorlijke tijd in het dorp doorgebracht en hadden zich min of meer vertrouwd gemaakt met de bewoners.

Op 20 september bevond de Amerikaanse 113e gemotoriseerde cavaleriedivisie 'Red Horse', ondersteund door infanteristen van het 30ste infanterieregiment 'Old Hickory', zich ten oosten van Bocholtz, ongeveer halverwege tussen het dorp en de Duitse grens. De missie van deze troepen was om van hieruit naar het noorden te trekken en Limburg verder te bevrijden. Duitsland moesten ze voorlopig links laten liggen. Pal op de Duitse grens lag de Westwall, een linie van bunkers en antitankversperringen die zich uitstrekte van de Rijn in het noorden tot de Zwitserse grens in het zuiden.

De Duitsers bij de Westwall, door de geallieerden 'Siegfriedlinie' genoemd, waren inmiddels ook op de hoogte van de Amerikaanse opmars, maar ze waren ervan overtuigd dat de Amerikanen zouden proberen de linie aan te vallen. Daarom waren zij al enkele weken eerder begonnen met artilleriebeschietingen op Bocholtz. Acht burgers hadden hierbij het leven verloren.

Toen de Amerikanen ten oosten van Bocholtz waren gekomen positioneerden zij hun zware tanks om op de Duitse stellingen te kunnen vuren. Het Duitse antwoord liet niet lang op zich wachten. Een regen van granaten kwam op de Amerikaanse soldaten neer. Jürgen 'Jerry' Krohnke, bestuurder van een lichte Amerikaanse pantserwagen, stond tijdens het begin van de eerste Duitse beschieting naast zijn voertuig. Toen hij op de pantserwagen klom om erin te stappen werd hij door granaatscherven in zijn hals en gezicht geraakt. Alle reddingspogingen ten spijt overleed hij nog voordat hij afgevoerd kon worden.

Zoals uit zijn naam misschien al blijkt stamde Jürgen G. Krohnke af van Duitse voorvaderen. Zijn hele familie emigreerde in de jaren kort na de Eerste Wereldoorlog vanuit het Duitse hertogdom Schleswig naar een gelijknamig dorp in de Amerikaanse staat Iowa. Hoewel het monument vermeldt dat Jürgen in deze Amerikaanse plaats geboren is, zijn de meningen hierover verdeeld. Zelf hebben zijn ouders altijd volgehouden dat hij in Duitsland geboren was en dat zij niet lang na zijn geboorte uit het verscheurde land vertrokken.




Jerry Krohnke (links) samen met een strijdmakker in gala-uniform


Jürgen G. Krohnke behoorde tot het '125th Cavalry Reconnaissance Squadron, Mechanized,' een lichte gemotoriseerde verkenningseenheid behorend tot de 113de divisie. Hij had de rang van 'Technician 5th class'. Toen hij gedood werd was Krohnke 25 jaar oud en zou binnen minder dan 2 maanden 26 worden. Aanvankelijk werd de gesneuvelde soldaat begraven op de tijdelijke begraafplaats van Fosses-la-Ville, nabij Charleroi. Hij werd postuum gedecoreerd met een Purple Heart. Na de oorlog kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Amerikaanse militaire begraafplaats in Henri-Chapelle




Het graf van Jürgen Krohnke


Niet lang na zijn dood kreeg Jerry Krohnke ook in zijn woonplaats een kleine gedenksteen


LVT Buffalo IV





In het voorjaar van 1945 was het duidelijk dat Nazi-Duitsland definitief op de knieën gedwongen zou worden. Tijdens het Ardennenoffensief, de laatste wanhopige stuiptrekking van de Duitse troepen, was het wachten op de definitieve beslissing van de strijd. De troepen die de Duitsers nu nog naar het slagveld stuurden waren vooral oude mannen, kinderen en soldaten die door jaren van oorlog en door verschillende nederlagen geen enkele motivatie meer hadden om nog verder te vechten. De sterkste troepen waren halsoverkop naar Oost-Europa overgebracht om de opmars van het Rode Leger proberen te vertragen. In Duitsland besefte per slot van rekening dat een bezetting door de Sovjetunie grote ellende met zich mee zou brengen.

Voor de geallieerden was er nog maar één richting: Rechtstreeks naar Duitsland. Veel troepen droomden van een triomftocht door Berlijn. Voor het zover was, moest er nog één grote horde overwonnen worden: De Rijn werd als ultieme natuurlijke verdedigingslinie van het Duitse Rijk gezien. Indien nodig moesten alle Duitse troepen in het westen zich terugtrekken achter deze rivier, waardoor een onneembare vesting zou ontstaan.

Ook de geallieerden zagen het strategische belang van de Rijn. Een volgende oversteekpoging mocht niet, zoals operatie Market Garden, op een enorme catastrofe uitlopen. Met het uiteindelijke doel en de lessen uit het verleden duidelijk voor ogen, werd er na het afslaan van het Ardennenoffensief zeer intensief voor de oversteek getraind.

Vanwege de vele gelijkenissen met de Rijn werd de Maas uitgekozen als het oefenterrein voor de streng geheime training. Geallieerde soldaten namen hun intrek in verschillende dorpen aan beide zijden van de Maas. Dag en nacht werd er geoefend voor als het moment er dan definitief zou komen.
Eén van de plaatsen waar troepen bivakkeerden was Kotem. Het hier ingekwartierde Britse bataljon was een samenraapsel van soldaten uit verschillende legeronderdelen: veteranen die zelfs al in Afrika gevochten hadden, avonturiers uit verschillende andere regimenten en groentjes, net aangekomen uit Groot-Brittannië.
Eén van de teams was een perfecte doorsnee voor het hele regiment. John Shearer, de radioman, was afkomstig uit het Schotse Aberdeen, net als zijn beste vriend, bestuurder Philip Harding, de zoon van een voornaam apotheker. Beide jongens waren rond de 20 en hadden zich pas kort van tevoren aangemeld in het leger. Schutter Stanley Clark kwam uit het Engelse Swinton, waar hij voor de oorlog melkboer was geweest. Hij was een ervaren soldaat, die in Noord-Afrika al heel wat actie had meegemaakt. Daarnaast was er nog Jimmy, waarvan niemand zich nog de achternaam kon herinneren. Hij was boordwerktuigkundige aan boord van de Buffalo. Omdat hij erg bedreven was in het doen van kaarttrucs kreeg hij al snel de bijnaam ‘Hocus Pocus’.


V.l.n.r.: John Shearer, Philip Harding en Stanley Clark.


Buiten het zicht van nieuwsgierige ogen trainden deze mannen voor een speciale missie: Gedurende verschillende maanden maakten ze kennis met de landingsvaartuigen waarmee ze de Rijn zouden oversteken. Ze leerden alle aspecten van het voertuig kennen en leerden het perfect te beheersen.

De landingsvaartuigen waar deze troepen gebruik van maakten waren van het type LVT-4 Water Buffalo. De LVT, wat staat voor Landing Vehicle Tracked, was voorzien van rupsbanden en van een loopplank aan de achterzijde. De LVT’s werden hoofdzakelijk door de Verenigde Staten gebouwd. Groot-Brittannië bouwde ze later eveneens in licentie en nam bovendien een groot aantal exemplaren van de Amerikanen in bruikleen. Bij de Britten stonden ze bekend als Buffalo IV.

Na de strenge winter van 1944-45 werd het in het voorjaar eindelijk weer warmer. Dat had als gevolg dat overal de sneeuw begon te smelten, waardoor veel rivieren aanzwollen tot kolkende watermassa’s. Ook de Maas trad buiten haar oevers, wat voor de bewoners van de Maasdorpen niets ongewoons was. De soldaten moesten dan ook gebruik maken van roeiboten om zich te verplaatsen van hun verschillende verblijfplaatsen naar de school, waar ze hun maaltijden geserveerd kregen.

De overstromingen waren geen belemmering voor het moordende trainingsschema van de soldaten. Iedere nacht staken de landingsvaartuigen meerdere keren heen-en-weer de Maas over.

In de nacht van 5 maart 1945 sloeg het noodlot toe. Het team van Harding bevond zich niet ver van de oever van de Maas, toen hun voertuig een hard voorwerp raakte. Als een conservenblik scheurde de bodem van de Buffalo open. In rap tempo stroomde er water naar binnen. Tot overmaat van ramp sloeg de motor af, waarna het gevaarte langzaam in het kolkende water van de Maas wegzonk.

John Shearer en Jimmy waren in staat zichzelf in veiligheid te brengen. Ze bereikten allebei de oever, waarna ze door de inwoners van Kotem liefdevol werden opgevangen. Enkele weken werd het levenloze lichaam van Philip Harding gevonden op de oever van de Maas. Hij werd begraven op het Hasseltse Kruisveldkerkhof. Van Stanley Clark werd nooit meer iets vernomen. Zijn naam staat gegrift op de Wall of Missing op de Gemenebest-begraafplaats van Groesbeek.


Het graf van Philip Harding in Hasselt


De naam van Stanley Clark prijkt op de Wall of Missing in Groesbeek, net de namen van tientallen andere vermisten! Hierboven één van de tientallen panelen


Halverwege de jaren ’70, ruim 30 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, was men druk bezig met de bouw van de autosnelweg E314. In de buurt van Kotem moest er een kunstwerk gebouwd worden om de Maasvallei te kunnen overbruggen. De bouw van deze Scharbergbrug zou in 1977 moeten beginnen. Om steunpilaren te kunnen plaatsen moest de ondergrond nauwkeurig in kaart worden gebracht. Duikers die de Maasbodem onderzochten deden een bizarre ontdekking: Een tank op de bodem van de rivier!

Bij navraag in Kotem kwam al snel het verhaal naar boven uit de laatste maanden van de oorlog. De interesse van een aantal historici was daarmee gewekt. Toch werd de ontdekking angstvallig stilgehouden. Het wrak bevond zich op Nederlands grondgebied. Als de Nederlanders lucht zouden krijgen van de historische schat, zouden ze hem vast en zeker opeisen.

Midden in de nacht gingen duikers van duikclub ‘Jaws’ aan de slag om kabels aan het voertuig te bevestigen. Nadat het wrak naar de Belgische kant was gesleept kon het uit het water worden getakeld.





Op 3 en 4 september 1977 vonden in Kotem de ‘tankfeesten’ plaats. De optisch gerestaureerde Buffalo had een plaats gekregen op een betonnen sokkel naast de E314. Op de flank van het amfibievoertuig was een bronzen plaats bevestigd die kort het verhaal vertelde. Eregasten bij de onthulling waren John Shearer en John Harding, de broer van Philip.

In de loop der jaren hadden de elementen vrij spel gehad op het voertuig, dat bekend was komen te staan als ‘de tank’. Roest had zich een weg gevreten door de dikke staalplaten, onkruid tierde welig en in de open laadruimte groeide zelfs een boom! Daarom werd het op 4 september 2007, precies 30 jaar na de plaatsing, van zijn sokkel gehesen voor een nieuwe restauratiebeurt. Deze operatie werd uitgevoerd door het Belgische leger. Genietroepen uit Burcht zorgden voor het hijswerk, waarna het logistiek bataljon uit Zutendaal instond voor het transport.



Gedurende twee maanden werkten vrijwilligers van de Maasmechelse vereniging ‘Maatwerk’ dag en nacht om het werk af te krijgen, en met succes: Op 11 november 2007, wapenstilstandsdag in België, werd de gerestaureerde Buffalo teruggeplaatst en opnieuw ingehuldigd. Bij deze onthulling was Alastair Shearer te gast, de zoon van de inmiddels overleden John. Het rupsvoertuig mocht weer gezien worden. De open laadruimte was voorzien van een canvas dekzeil, De koperen gedenkplaat was vervangen door een modern, losstaand informatiebord, de sokkel werd vervangen en de grond rondom werd bestraat. Ook kwamen er fietsenrekken en een rustpunt voor fietsers en wandelaars.




Dat niet iedereen respect kan opbrengen voor gebeurtenissen uit het verleden bleek in maart 2012, toen vandalen het monument bekladden met Davidssterren en hakenkruizen. Gelukkig werd deze graffiti weer snel verwijderd, maar de schade bleef duidelijk zichtbaar.


naar begin

Begraafplaatsen

Oorlog en slachtoffers zijn twee dingen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. WOII was daarin zeker geen uitzondering. Zowel tijdens de verovering van onze streken door de Duitsers als tijdens geallieerde pogingen om ons te bevrijden sneuvelden vele duizenden soldaten. Het merendeel van die soldaten was honderden of zelfs duizenden kilometers van huis. Hen allemaal terug naar huis transporteren zou een onmogelijke logistieke opdracht zijn geweest. Bovendien waren veel lichamen ernstig verminkt.

Nadat de oorlog voor ons voorbij was, kon men de balans gaan opmaken. Overal werden lichamen opgegraven uit hun provisorische en tijdelijke graven. Ook vond men her en der regelmatig vermisten of totaal onbekenden. Het was duidelijk dat deze mensen een gezamenlijke rustplaats moesten krijgen, en liefst niet te ver van de plaats waar ze gevallen waren. Wat ontstond waren grote dodenakkers vol met bijna identieke gedenkstenen. Vaak werd het stukje grond overgedragen aan het land waar de soldaten vandaan kwamen, al was het maar symbolisch, zodat rouwende familieleden zich konden troosten in het feit dat hun zoon in een stukje 'eigen land' lag in plaats van in de koude klei van een vreemd, onbekend land.

Sittard War Cemetery


Een voorbeeld van zo’n oorlogskerkhof is te vinden in Sittard. Midden in de rustige wijk Ophoven, bijna onopvallend voor mensen die het niet weten. Het is een Brits kerkhof. Hier liggen 239 mensen begraven, afkomstig van de landmacht, de luchtmacht en de marine. De soldaten van de Royal Army die hier liggen dienden bij 35 verschillende regimenten.

In perfecte rijtjes staan de grafstenen naast elkaar. Ze hebben allemaal ongeveer dezelfde structuur: Bovenaan staat in reliëf het wapen van het legeronderdeel of het regiment waarin de soldaat diende, daaronder zijn dienstnummer en naam, zijn rang en de overlijdensdatum. Onderaan staat een stukje tekst gekozen door de familie. Soms is het iets dat zelf bedacht is, andere keren een bijbelpassage.

Het overgrote deel van de gevallenen, 228 man, zijn soldaten van de British Army. De meesten dienden in Schotse divisies. Ze sneuvelden bijna allemaal tussen 18 en 24 januari 1944, tijdens Operation Blackcock, het Britse offensief om de zogenaamde Roerdriehoek in handen te krijgen.
Naast de landmachtsoldaten ligt er hier één marinier van de Royal Navy en één Britse burgervrouw die bij E.N.S.A. was, een organisatie die instond voor het entertainen van soldaten.






Patrick Ahern, een marinier van Ierse afkomst, sneuvelde, net als veel anderen die hier liggen, toen hij probeerde de Roer over te steken. Als marinier is hij de enige gesneuvelde van de Royal Navy op deze begraafplaats.

Vivienne Hole is vermoedelijk de enige vrouw bij E.N.S.A. (Entertainment National Service Association) die tijdens WOII gedood werd. De legertruck waarin ze zat nam een verkeerde afslag en reed bij het keren op een zware landmijn, waarbij het 19-jarige burgermeisje om het leven kwam.

De graven van twee soldaten, sergeant S.G. Diver en soldaat R.E. Mason, liggen vlak naast elkaar. Zij werden gedood toen hun pantservoertuig opgeblazen werd. Omdat moeilijk uitgemaakt kon worden welk lichaam bij wie hoorde, werden ze vlak naast elkaar begraven.






Ook liggen er zes soldaten van de R.A.F. Drie van hen zijn onbekend. Daarnaast zijn er nog drie helemaal onbekenden begraven. Hun grafstenen dragen allemaal dezelfde tekst: 'Known unto God'.






Eén van de graven heeft, naast de gebruikelijke inscripties, nog een extra wapen: het Victoria Cross. Dit is het graf van fusilier Dennis Donnini. Dennis was de zoon van een Italiaanse man en een Britse vrouw. Tijdens de oorlog werd hij ingelijfd in het regiment 'Royal Scotts Fusiliers'. Donnini was 19 toen hij met zijn regiment door Limburg trok. Op 18 januari vochten de fusiliers in het Duitse dorpje Stein, vlak over de grens. Een groot deel van Donnini's peloton werd tijdens een aanval geraakt door vuur uit een machinegeweer. Hoewel hij zelf ook gewond was rende hij recht op het machinegeweer af en gooide een granaat in het huis waar dat stond opgesteld. Hij bleef de vluchtende Duitsers achtervolgen, inmiddels bijgestaan door zijn overgebleven kameraden. Dennis werd gedood toen een kogel de granaat raakte die hij bij zich droeg.






Voor zijn heldhaftige optreden kreeg Dennis Donnini postuum het Victoria Cross. Hij was de jongste soldaat tijdens WOII die deze hoogste Britse onderscheiding kreeg.

naar begin

Overzichtskaart




Oorlog in Limburg weergeven op een grotere kaart

Lopende projecten

Omdat ik alleen maar aan deze blog kan werken als mijn studie dat toelaat, kan het een tijdje duren voordat ik weer iets toe kan voegen. Hieronder alvast een overzicht van de volgende monumenten die toegevoegd zullen worden:

Cadier en Keer (NL)/Mindergangelt (D), sectie 'Verzetsstrijders':
Monumenten voor de Belgische verzetsstrijders van 'Geheim Leger II/Limburg', die daags voor de bevrijding van Limburg opgepakt en op verschillende locaties gefusilleerd werden.

Beek (NL), Sectie 'Bezettingsjaren'
Vlakbij de algemene begraafplaats van Beek bevindt zich een klein monument voor de zigeunerfamilie Franz, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gedeporteerd en nooit meer terugkeerde.

naar begin

Toekomstige projecten

-Veldwezelt/Vroenhoven (B): Monumenten voor piloten neergehaald in mei 1940, sectie 'Luchtoorlog'.

-Eygelshoven (NL): Struikelstenen voor gedeporteerde Joodse families, Sectie 'Bezettingsjaren'

-Gulpen/Wittem (NL): 2 monumenten voor neergestorte Britse Halifax-bommenwerpers in '43 en '44, sectie 'Luchtoorlog'.

-Susteren (NL): Duits houwitser ter herinnering aan verplichte evacuatie van inwoners, sectie 'Bezettingsjaren'.

-Rotem (B): Monument voor neergestorte Britse Stirling-bommenwerper in 1943, sectie 'Bevrijding'.

-Ulestraten (NL): Monument voor neerkomen van twee V2 vliegende bommen in 1944, sectie 'Bevrijding'.

-Mesch/Sint-Geertruid/Maastricht (NL): Monument voor 30ste VS-infanterieregiment 'Old Hickory', sectie 'Bevrijding'.

-Kerkrade (NL): Monument voor neerstorten van Britse Lancaster-bommenwerper in 1943, sectie 'Luchtoorlog'.

-Brachterbeek (NL): Monument voor lance corporal H.E. Harden, sectie 'Bevrijding'.

-Sittard (NL): Monument voor captain Donald Emerson, die met zijn Mustang-jachtvliegtuig neerstortte nabij de Kollenberg, sectie 'Luchtoorlog'

naar begin

Fotoverantwoording

Bij het totstandkomen van deze tekst heb ik mijn uiterste best gedaan om de rechthebbenden van alle gebruikte afbeeldingen om toestemming te vragen. Hieronder vindt u een overzicht van de gebruikte afbeeldingen, de bronwebsites en de rechthebbenden.

Van de website 'www.kustvaartforum.com' heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-De afbeelding van het vrachtschip Slamat gebroken op de sluisdrempel.
-Twee historische afbeeldingen van gezonken schepen in Maasbracht.

Van de website www.grebbeberg.nl heb ik de volgende afbeelding gebruikt:
-Kanon 6-veld

Van de website sluisroosteren.blogspot.com heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-Brug van Roosteren in de jaren '30
-2 verzamelfoto's van gesneuvelde soldaten 6e R.G.C. - Z.L. II - 37 R.I.
-Monument van Roosteren in vroegere situatie
Deze foto's zijn gebruikt met schriftelijke toestemming van dhr. Hans Noblesse, beheerder van bovenstaande website.

Van de website www.bidprentjesbank.nl heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-Trouwfoto van Piet Walraeven (rechten bij Dhr. Piet Walraeven Jr.)
-Bidprentjes van Piet Walraeven en Harie Custers.

Van de website www.oorlogsmusea.nl heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-foto van Mindert Epema
-Houtskool-portret van Henk Nijland
Bovenstaande foto's zijn geplaatst met schriftelijke toestemming van de beheerder van bovenstaande website.

Van de website www.sjilvends.nl heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-Foto van soldaat Jan Dohmen in uniform
-Verzamelfoto van I - II - 37 R.I.
Deze foto's zijn geplaatst met schriftelijke toestemming van dhr. Frans Dohmen, beheerder van bovenstaande website.

Van de website www.oldhickory30th.com heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-portretfoto van Roy Booher
-portretfoto van Ray Booher
Deze foto's zijn geplaatst met schriftelijke toestemming van dhr. Warren Watson, beheerder van bovenstaande website.

Van de website www.rcaf434squadron.com heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-Foto van de neus van 'The Bluenose Outlaw'
-Foto van een deel van Crew van LL243
-Foto van John Arscott
Deze foto's zijn geplaatst met schriftelijke toestemming van dhr. Alan Soderstrom, beheerder van bovenstaande website.

Van www.ogs.nl, de website van de Oorlogsgravenstichting, heb ik de volgende afbeeldingen gebruikt:
-Foto's van de graven van Braun, van Roozendaal, Bellen, Spieker, Stanneveld, De Lang, Teeven, Nijland, Epema en Rouschop
-De foto van het gemeenschappelijke oorlogsgraf in Vaals
-De portretfoto van G.H. Custers
Deze foto's zijn geplaatst met schriftelijke toestemming van dhr. Jan Teeuwisse van de Oorlogsgravenstichting

Van de Historische Kring Membruggen kreeg ik diverse afbeeldingen ter beschikking, waarvan ik heb gebruikt:
-De portretfoto van Roger Martens en de foto samen met zijn moeder
-De foto's van de rouwstoet voor Roger Martens in 1945
Deze foto's zijn geplaatst met toestemming van dhr. Marcel Daerden, lid van de Historische Kring Membruggen

De volgende afbeeldingen zijn gemaakt door Kenny Peumans:
-De foto's van het monument voor Roger Martens
-De foto van de gedenksteen voor Roger Martens in de kerk van Membruggen
-De foto van het straatnaambord 'Roger Martensstraat' in Membruggen
-De foto van de poort van concentratiekamp Buchenwald

De volgende afbeeldingen zijn afkomstig van Wikipedia en zijn als open-source files vrij te gebruiken:
-Het insigne van 'Old Hickory'
-De foto van een Handley-Page Halifax
-De foto van Kapelaan Jan-Willem Berix
-De foto van fusilier Dennis Donnini

De volgende afbeeldingen zijn gemaakt door mijzelf:
-Alle foto's van monumenten, m.u.v. het monument in Roosteren op de vroegere locatie.
-Alle foto's van Britse en Amerikaanse oorlogsgraven
-De foto's van alle Nederlandse oorlogsgraven die niet afkomstig zijn van de website van de Oorlogsgravenstichting
-De foto van het verzamelgraf in Berg a/d Maas

naar begin

Dankbetuiging

Voor de totstandkoming van deze blog wil ik graag mijn dank uitspreken aan de volgende personen:
A. Schepers, mijn vader, die mij een tijdje geleden op het idee bracht om hiermee te beginnen, maar die nooit had kunnen vermoeden dat ik er zo ver in zou gaan.
K. Peumans, medestudent en goede kameraad, die bij het vernemen van mijn initiatief vrijwel spontaan zijn hulp aanbood en sindsdien mijn trouwe handlanger is geworden.
En natuurlijk alle mensen die zonder twijfelen foto's uit hun eigen collecties beschikbaar stelden.

naar begin